ECLI:NL:CRVB:2021:1699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en verzoek om terug te komen van eerder besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder, op 4 november 2013, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die haar aanvraag rechtvaardigen, maar de Raad oordeelde dat deze argumenten niet nieuw waren en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen op het eerdere besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag van appellante af te wijzen op basis van artikel 4:6, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.