In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een postmaster-opleiding en voor een schuld aan T-Mobile. De Raad oordeelde dat de kosten voor de postmaster-opleiding niet noodzakelijk waren voor de arbeidsinschakeling van de appellant, die al over een universitaire opleiding beschikte. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen had eerder de aanvragen afgewezen, omdat het opleidingsniveau van de appellant voldoende basis bood voor inschakeling in de arbeid. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was om van dit uitgangspunt af te wijken.
Daarnaast werd de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de schuld aan T-Mobile afgewezen, omdat volgens de Participatiewet geen bijstand kan worden verleend voor het aflossen van schulden. De Raad oordeelde dat de appellant geen belang had bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak die betrekking had op het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, omdat het college inmiddels al op de aanvraag had beslist. De Raad verklaarde het hoger beroep tegen de eerste aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk en bevestigde de tweede aangevallen uitspraak, waarbij de verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen.