ECLI:NL:CRVB:2021:1397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de Wajong-uitkering en de vraag naar arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen naar 70% van het minimumloon. Appellante, die sinds 2012 inkomensondersteuning ontvangt vanwege psychische beperkingen, betwistte de verlaging van haar uitkering en stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante op de relevante data beschikte over arbeidsvermogen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben voldoende gemotiveerd dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om gedurende vier uur per dag te werken. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, met verbetering van gronden. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- voor appellante, te betalen door de Staat der Nederlanden. De proceskosten van appellante worden eveneens vergoed.