Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
De beslissing is uitgesproken op 31 december 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een betrokkene tegen de verlaging van haar Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De betrokkene, geboren in 1984, ontving sinds 20 augustus 2014 inkomensondersteuning op basis van de werkregeling van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) op 1 januari 2015, werd het uitkeringspercentage voor jonggehandicapten per 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon, tenzij men volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De betrokkene verzocht op 30 maart 2016 om herbeoordeling van haar situatie, wat leidde tot een vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid op 47,15% en de conclusie dat zij over arbeidsvermogen beschikt.
De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, maar het Uwv ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv zorgvuldig was en dat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat de betrokkene, ondanks haar beperkingen, in staat was om arbeid te verrichten en dat de verlaging van haar uitkering naar 70% van de grondslag terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard.