In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de toekenning van jeugdhulp aan een betrokkene, geboren in 2001, die bekend is met ADHD en PDD-NOS. De betrokkene ontving tot 31 juli 2016 jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), maar het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht heeft de aanvraag voor voortzetting van deze hulp afgewezen. Het college stelde dat de moeder van de betrokkene, die als autismecoach werkt, in staat is om de benodigde zorg zelf te bieden, en dat er geen aanvullende jeugdhulp nodig is.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het college onvoldoende had onderzocht of de moeder de zorg kon blijven verlenen zonder pgb. Na een tussenuitspraak heeft het college een financieel onderzoek laten uitvoeren, waaruit bleek dat het inkomen van het gezin ontoereikend was zonder pgb. Desondanks handhaafde het college zijn standpunt dat de eigen mogelijkheden van de moeder toereikend zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet kan afgaan op de financiële draagkracht van het gezin om de jeugdhulp te verlenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college opnieuw moet beoordelen welke hulp nodig is voor de betrokkene, bovenop de reeds toegekende jeugdhulp van 8 uur per week. De Raad heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.068,-.