ECLI:NL:CRVB:2021:1044
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over betaalspecificatie van pensioen door Stichting Pensioenfonds ABP
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een militair pensioen ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen een betaalspecificatie van januari 2019 waarin werd meegedeeld dat zijn pensioen niet werd verhoogd. De Stichting Pensioenfonds ABP had in een brief van 23 april 2019 aan appellant laten weten dat zijn bezwaar niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van het beroep van appellant kennis te nemen, wat de Centrale Raad van Beroep bevestigde.
De Raad oordeelde dat de Stichting Pensioenfonds ABP in deze kwestie geen openbaar gezag toekomt, zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de betaalspecificatie en de reactie van het ABP niet als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb kunnen worden aangemerkt. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin werd vastgesteld dat de civiele rechter bevoegd is in geschillen tussen appellant en de Stichting Pensioenfonds ABP. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht onbevoegd was en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door H. Lagas, met B.H.B. Verheul als griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.