Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
-te snel zijn aangestuurd op een financiële schikking zonder terugkeer waarbij verzoekster onder druk zou zijn gezet daaraan mee te werken.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L. Aarts, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Tijdens de zitting op 4 februari 2021 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechters, omdat zij meende dat deze rechters niet onpartijdig waren. Het wrakingsverzoek werd echter pas op 16 februari 2021 ingediend, wat volgens de Centrale Raad van Beroep te laat was. De Raad oordeelde dat verzoekster niet tijdig had gehandeld, aangezien de feiten die aanleiding gaven voor het wrakingsverzoek al tijdens de zitting van 4 februari 2021 bekend waren. De Raad stelde vast dat verzoekster had kunnen en moeten handelen in overeenstemming met artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na bekendwording van de feiten wordt ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard, omdat de indiening van het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De Raad heeft ook overwogen dat de omstandigheden die verzoekster aanvoerde, zoals het ontbreken van een proces-verbaal en de afwijzing van haar verzoek om zittingsaantekeningen, niet rechtvaardigden dat het wrakingsverzoek zo laat werd ingediend. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 april 2021.