ECLI:NL:CRVB:2020:834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- M.F. Wagner
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en onrechtmatig huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de beëindiging van de bijstandsverlening aan appellante, die samen met haar ex-echtgenoot X een gezamenlijke huishouding zou hebben gevoerd zonder dit te melden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Langedijk de bijstand onterecht had beëindigd, omdat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek dat op 10 november 2016 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de waarnemingen die tijdens dat huisbezoek waren gedaan, niet gebruikt mochten worden voor de besluitvorming. Echter, de Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat de beëindiging van de bijstand op 8 februari 2017 wel rechtmatig was, ondanks dat het huisbezoek op die datum onrechtmatig was. De Raad concludeerde dat de onderzoeksresultaten, inclusief de waarnemingen na 31 januari 2017, voldoende grondslag boden voor de conclusie dat X op het uitkeringsadres woonde. De Raad bevestigde dat de beëindiging van de bijstand niet onterecht was, en dat de schadevergoeding die door appellante was gevraagd, niet toegewezen kon worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bijstandsverlenende organen om zorgvuldig om te gaan met de rechten van betrokkenen, met name in het kader van huisbezoeken en het verkrijgen van informed consent.