ECLI:NL:CRVB:2020:830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- M.F. Wagner
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvraag na intrekking op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellante had een aanvraag om bijstand ingediend, nadat haar eerdere bijstandsverlening was ingetrokken omdat zij een gezamenlijke huishouding zou voeren met haar ex-echtgenoot. De Raad heeft vastgesteld dat de appellante, na haar verhuizing, niet voldoende heeft aangetoond dat haar ex-echtgenoot op een ander adres woonde. De rechtbank had eerder het beroep van de appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders niet verplicht was om nader onderzoek te doen, omdat de appellante geen onderbouwde stelling had gepresenteerd dat haar ex-echtgenoot op een ander adres woonde. De Raad concludeerde dat de bijstandsaanvraag van de appellante terecht was afgewezen en dat het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente ook moest worden afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers van bijstand om hun claims goed te onderbouwen, vooral in situaties waarin eerdere bijstandsverlening is ingetrokken.