Uitspraak
17.3623 WAJONG
16 maart 2017, 16/5355 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
31 januari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:365), aangevoerd dat het Uwv de herhaalde aanvraag integraal inhoudelijk heeft beoordeeld en daarom niet mocht volstaan met een afwijzing op grond van artikel 4:6 van de Awb. Verder heeft zij aangevoerd dat het Uwv ten onrechte niet heeft beoordeeld of sprake is van evidente onredelijkheid. Het bestreden besluit is evident onredelijk, nu het Uwv op basis van hetzelfde feitenmateriaal een ander besluit heeft genomen dan in 2010. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft appellante verwezen naar de uitspraak van de Raad van 4 mei 2000 (ECLI:NL:CRVB:2000:AN6392). Appellante heeft ten slotte, onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van de Raad van 15 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2233), herhaald dat de ingangsdatum van de uitkering meer dan één jaar voor de datum van de herhaalde aanvraag moet liggen. Hiertoe heeft appellante aangevoerd dat sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 3:29, tweede lid, van de Wajong, nu het haar wegens het ontbreken van ziekte-inzicht redelijkerwijs niet aan te rekenen is dat zij de aanvraag te laat heeft ingediend. De rechtbank heeft ten onrechte het in dit licht gedane verzoek tot benoeming van een deskundige afgewezen.
BESLISSING
P.J. Stolk als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2020.