ECLI:NL:CRVB:2020:690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wazo-uitkering en dagloonberekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoogte van de Wazo-uitkering van betrokkene. De zaak betreft de dagloonberekening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 november 2016. Betrokkene ontving eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en is daarna in dienst getreden, maar haar dienstverband eindigde na drie maanden. Het Uwv had betrokkene met ingang van 2 januari 2017 een Wazo-uitkering toegekend, berekend naar een dagloon van € 111,10. Dit bedrag werd door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak verhoogd naar € 189,32, omdat de rechtbank oordeelde dat het Uwv het loon dat betrokkene in de referteperiode had verdiend, onterecht niet had meegenomen in de dagloonberekening.
In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat de dagloonberekening correct was en dat het loon dat betrokkene in de referteperiode had verdiend, niet relevant was voor de berekening. De Raad heeft de argumenten van het Uwv gevolgd en geoordeeld dat de rechtbank niet had moeten oordelen dat het dagloon niet in overeenstemming was met het dervingsbeginsel. De Raad heeft bevestigd dat de bepalingen voor het dagloon voor de Ziektewet ook voor de Wazo gelden en dat de toepassing van het Dagloonbesluit door het Uwv juist was. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van betrokkene is ongegrond verklaard.