In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WAO-uitkering van appellant, die sinds 20 maart 1990 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft sinds 2008 ook inkomsten uit arbeid als zelfstandig taxichauffeur, maar heeft deze inkomsten niet tijdig gemeld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft op basis van deze schending van de inlichtingenverplichting een bedrag van € 20.834,34 aan onverschuldigd betaalde uitkering teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Amsterdam heeft het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn inkomsten niet te melden. De Raad stelt vast dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn inkomsten van invloed waren op de hoogte van zijn WAO-uitkering. De Raad oordeelt verder dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,-, te verdelen over het Uwv en de Staat der Nederlanden. De Raad veroordeelt beide partijen tot betaling van € 250,- aan appellant en tot betaling van proceskosten van € 262,50 aan appellant.