Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip duurzaam gescheiden leven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant is behandeld. Appellant, die sinds 2008 een geregistreerd partnerschap had met X, ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW) als alleenstaande ouder. De situatie veranderde toen X op 5 augustus 2016 verhuisde naar een andere gemeente, terwijl appellant met hun twee dochters op het oorspronkelijke adres bleef wonen. Na een ontruiming van de woning op 25 oktober 2017, verbleven appellant en X tijdelijk in een hotel en bij vrienden, maar X huurde later een nieuwe woning en onderverhuurde deze aan appellant. Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn concludeerde dat appellant en X niet duurzaam gescheiden leefden, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant en X in de relevante periode niet duurzaam gescheiden leefden, omdat zij op dezelfde adressen verbleven, financiële verwevenheid vertoonden en gezamenlijk aanvragen indienen. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de bijstandverlenende instantie ligt en dat deze voldoende bewijs had geleverd voor de conclusie dat appellant geen recht had op bijstand als alleenstaande ouder. De Raad oordeelde ook dat appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, maar dat dit niet leidde tot een schending van zijn rechten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het college tot betaling van proceskosten aan appellant.