ECLI:NL:CRVB:2020:469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- H.S. Huisman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep bij herzieningsverzoeken en hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep zich gebogen over de bevoegdheid om kennis te nemen van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank met betrekking tot een herzieningsverzoek. De zaak betreft een appellant die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 december 2018, waarin een herzieningsverzoek was afgewezen. De Raad overweegt dat hij bevoegd is om kennis te nemen van een hoger beroep, ongeacht of de rechtbank het herzieningsverzoek heeft ingewilligd of afgewezen. Dit is in lijn met vaste rechtspraak. De Raad stelt vast dat het herzieningsverzoek betrekking heeft op een uitspraak die onder artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, geen hoger beroep kan worden ingesteld. Hierdoor verklaart de Raad zich onbevoegd.