ECLI:NL:CRVB:2024:1257

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
24/316 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Amsterdam

Op 26 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/316 ANW. De Raad verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep dat was ingesteld door appellante, die in Marokko woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Deze eerdere uitspraak, gedateerd op 21 december 2023, betrof een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2023. In die zaak was het verzet tegen een eerdere uitspraak van 30 september 2022 ongegrond verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de rechtbank die betrekking heeft op een verzoek om herziening van een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Hierdoor was de Raad kennelijk onbevoegd om het hoger beroep te behandelen. De Raad besloot zonder verder onderzoek en zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier L.C. van Bentum, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 juni 2024
24/316 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2023, 23/2992 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank beslist op het verzoek om herziening [1] van appellante van de uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2023 (22/542) waarin het verzet tegen de uitspraak van 30 september 2022 met toepassing van artikel 8:55, zevende lid, van de Awb [2] ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft het verzoek om herziening nietontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. Hetzelfde geldt ten aanzien van een uitspraak van de rechtbank waarin het verzoek om herziening betrekking heeft op een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. [3]
Hoger beroep is dus niet mogelijk. De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellante ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) L.C. van Bentum
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Se déclare incompétente.
Par conséquent, décidée par le maître M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de L.C. van Bentum en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 26 juin 2024.
Les intéressés et les organs d’administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. L’intéressé présentant l’opposition pourra demander d’avoir l’opportunité d’être entendu sur son opposition.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie de uitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:469.