ECLI:NL:CRVB:2024:1257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- L.C. van Bentum
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Amsterdam
Op 26 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/316 ANW. De Raad verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep dat was ingesteld door appellante, die in Marokko woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Deze eerdere uitspraak, gedateerd op 21 december 2023, betrof een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2023. In die zaak was het verzet tegen een eerdere uitspraak van 30 september 2022 ongegrond verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de rechtbank die betrekking heeft op een verzoek om herziening van een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Hierdoor was de Raad kennelijk onbevoegd om het hoger beroep te behandelen. De Raad besloot zonder verder onderzoek en zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier L.C. van Bentum, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.