ECLI:NL:CRVB:2020:455

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
18/1977 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de juistheid van door zorgaanbieder verstrekte gegevens in het kader van Wmo 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de erven van een betrokkene die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening had ontvangen. De betrokkene, die in 2018 is overleden, had begeleiding in de vorm van zorg in natura ontvangen van een zorgaanbieder. De appellanten betwisten de juistheid van de door de zorgaanbieder verstrekte gegevens over de geleverde zorg en stellen dat er geen zorgleveringsovereenkomst is ondertekend. De Centrale Raad oordeelt dat het CAK in beginsel mag uitgaan van de door de zorgaanbieder verstrekte gegevens, tenzij er sprake is van een kennelijke fout die gemotiveerd is betwist. De Raad concludeert dat de appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de zorg niet is geleverd zoals door de zorgaanbieder is opgegeven. De Raad bevestigt dat de kosten die in rekening zijn gebracht door het CAK niet de kostprijs van de voorziening te boven gaan en dat de hoger beroepsgrond van de appellanten niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

18.1977 WMO15

Datum uitspraak: 26 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 7 maart 2018, 17/2480 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting van 15 januari 2020 van het geding tussen de erven van [betrokkene] (betrokkene) en CAK is aangekondigd in de Staatscourant van 2 december 2019.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2020. Namens appellanten is [X.] ([X.]) verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door S.E. van Staalduine-Pronk.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene, geboren in 1926, was bekend met een psychogeriatrische aandoening, een cardiovasculaire aandoening en leeftijd gerelateerde klachten. Het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel (college) heeft aan betrokkene op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening verstrekt bestaande uit begeleiding groep voor vier dagdelen per week voor de periode van 26 augustus 2016 tot en met 25 augustus 2019. De maatwerkvoorziening is verstrekt in de vorm van zorg in natura.
1.2.
Met een factuur van 17 februari 2017 heeft CAK een bijdrage in de kosten voor zorg en/of ondersteuning van € 174,24 bij betrokkene in rekening gebracht voor de periode van 5 december 2016 tot en met 1 januari 2017. [X.] heeft daarop telefonisch aan CAK meegedeeld dat betrokkene geen gebruik heeft gemaakt van de ondersteuning waarop deze factuur ziet.
1.3.
CAK heeft, na navraag te hebben gedaan bij zorgaanbieder [zorgaanbieder] ([zorgaanbieder]), bij besluit van 29 maart 2017 geweigerd de in rekening gebrachte zorguren aan te passen. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 1 augustus 2017 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar ongegrond verklaard. [zorgaanbieder] heeft aan CAK doorgegeven dat betrokkene in de betreffende periode twee dagdelen per week aan de dagbesteding heeft deelgenomen. CAK mag in beginsel uitgaan van de juistheid van de gegevens die [zorgaanbieder] aanlevert. Naar aanleiding van het bezwaar heeft CAK opnieuw contact opgenomen met [zorgaanbieder]. [zorgaanbieder] heeft zijn standpunt gehandhaafd dat de aangeleverde gegevens correct zijn en heeft dit onderbouwd met een planningsadministratie. Ook één van de dochters van betrokkene heeft bevestigd dat de in rekening gebrachte zorg is geleverd. Betrokkene is er volgens CAK niet in geslaagd met concrete feiten te onderbouwen dat de door [zorgaanbieder] verstrekte gegevens onjuist zijn en dat er dus sprake is van een kennelijke fout.
1.5.
Op 23 februari 2018 is betrokkene overleden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe het volgende overwogen. [zorgaanbieder] heeft de door hem opgegeven zorguren onderbouwd met stukken en verklaringen. De rechtbank ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd en overgelegd onvoldoende reden voor de conclusie dat CAK niet had mogen uitgaan van de door [zorgaanbieder] verstrekte gegevens. Betrokkene heeft met de door haar overgelegde stukken niet onderbouwd dat zij de door [zorgaanbieder] in rekening gebrachte zorg niet geleverd heeft gekregen, terwijl het wel op haar weg lag om dit aannemelijk te maken. Verder heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat de activiteiten waaraan zij zelfstandig deelnam voordat de maatwerkvoorziening werd verstrekt later geen onderdeel vormden van deze maatwerkvoorziening, maar algemeen toegankelijke activiteiten betroffen. CAK heeft het verzoek van betrokkene om aanpassing van de zorguren terecht afgewezen. De rechtbank volgt betrokkene niet in haar stelling dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De verplichting van CAK in het kader van de inning van de bijdrage in de kosten reikt niet verder dan te onderzoeken of betrokkene van de aangeboden zorg gebruik heeft gemaakt.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten hebben aangevoerd dat er geen zorgleveringsovereenkomst is ondertekend tussen betrokkene en [zorgaanbieder]. De rechtbank heeft niet gemotiveerd waarom een dergelijke overeenkomst in dit geval niet nodig is. Verder heeft betrokkene bij brief van 21 september 2016 en ook mondeling te kennen gegeven dat zij voorlopig geen gebruik wil maken van de diensten van [zorgaanbieder]. Andere partijen dienen deze wens te respecteren. Uit de gedingstukken blijkt daarnaast niet wat [zorgaanbieder] heeft ondernomen om begeleiding in het kader van de maatwerkvoorziening te leveren. Appellanten hebben gesteld dat het aannemelijk is dat betrokkene in de in geding zijnde periode regelmatig heeft deelgenomen aan een aantal door [zorgaanbieder] georganiseerde activiteiten. Dit zijn echter voor een ieder toegankelijke activiteiten en het deelnemen hieraan betekent niet dat betrokkene gebruik heeft gemaakt van de aan haar verstrekte maatwerkvoorziening. Betrokkene was dan ook aan CAK geen bijdrage in de kosten verschuldigd. Appellanten hebben ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op de door hen overgelegde “Rapportage HH” waarin is geconcludeerd dat de dagbesteding nog niet is ingezet. Het product dat CAK op de factuur noemt is ook niet in het Besluit uitvoeringsregels Wmo 2015 gemeente Son en Breugel (Besluit) terug te vinden. Subsidiair hebben appellanten aangevoerd dat, als deelname aan de door [zorgaanbieder] georganiseerde activiteiten moet worden gezien als het gebruikmaken van een onderdeel van de maatwerkvoorziening, op grond van artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 de bijdrage in de kosten niet meer mag bedragen dan de kostprijs van dat onderdeel. In dit geval betekent dat dat de bijdrage in de kosten ongeveer € 7,- per activiteit mag zijn. Onduidelijk is waarom CAK een tarief van € 29,04 hanteert.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de regelgeving die van toepassing is, verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
CAK mag in het kader van de besluitvorming in beginsel uitgaan van de door de zorgaanbieder verstrekte gegevens over de geleverde zorg. Dit neemt niet weg dat een uit een gemotiveerde betwisting blijkende kennelijke fout van de zorgaanbieder door CAK moet worden hersteld (vergelijk de uitspraak van de Raad van 24 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:400). Tussen partijen is niet in geschil dat aan betrokkene in de periode in geding de eerder genoemde maatwerkwerkvoorziening voor begeleiding groep was verstrekt en dat zij in die periode twee dagdelen per week heeft deelgenomen aan activiteiten van [zorgaanbieder]. Uit de door appellanten overgelegde brochure van [zorgaanbieder] blijkt dat deze activiteiten gevolgd kunnen worden in het kader van een maatwerkvoorziening voor begeleiding groep. Verder blijkt uit het besluit tot verstrekking van de maatwerkvoorziening dat het het college bekend was dat betrokkene de begeleiding groep zou afnemen bij [zorgaanbieder] en dat [zorgaanbieder] een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder is. De brief van betrokkene van 21 september 2016, de “Rapportage HH” en de omstandigheid dat geen geldige zorgovereenkomst met [zorgaanbieder] is overgelegd doen er niet aan af dat betrokkene feitelijk wel aan de activiteiten heeft deelgenomen. Verder is voldoende duidelijk dat met het product ‘Dagactiviteit basis’ in de tarievenlijst bij het Besluit de begeleiding groep wordt bedoeld die aan betrokkene is verstrekt. Appellanten hebben dan ook onvoldoende twijfel gezaaid over de juistheid van de opgave van [zorgaanbieder]. Gelet hierop is CAK terecht van de door [zorgaanbieder] verstrekte gegevens uitgegaan. Dit betekent dat betrokkene een bijdrage in de kosten was verschuldigd voor de aan haar verstrekte maatwerkvoorziening. De hoger beroepsgrond slaagt niet.
4.3.
Met hun hoger beroepsgrond over de kostprijs van de maatwerkvoorziening miskennen appellanten de bevoegdheidsverdeling tussen CAK enerzijds en het college anderzijds. De bevoegdheid van CAK gaat, voor zover in dit geval van belang, niet verder dan de vaststelling dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet te boven gaat. Het ligt op de weg van het college om een betrokkene voldoende te informeren over de verschuldigdheid van de bijdrage en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening (vergelijk de uitspraak van de Raad van 13 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1811). Het college heeft in het besluit tot verstrekking van de maatwerkvoorziening de kostprijs van de voorziening vermeld, namelijk € 29,04 per dagdeel. Als betrokkene het niet eens was met deze kostprijs, had zij dit in een bezwaarprocedure tegen dit besluit aan de orde kunnen stellen. CAK heeft terecht vastgesteld dat de in rekening gebrachte bijdrage in de kosten van € 174,24 de kostprijs van de voorziening niet te boven gaat. De hoger beroepsgrond slaagt niet.
4.4.
Uit wat is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma als voorzitter en R.E. Bakker en W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2020.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) E. Diele