ECLI:NL:CRVB:2020:441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op aanvullende bijstand en loonheffingskorting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 10 september 2016 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Appellant heeft in 2016 werkzaamheden verricht in loondienst en het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft loonheffingen ingehouden op de bijstand. De discussie betreft de hoogte van de loonheffingskorting die door het college is toegepast en de gevolgen daarvan voor de bijstandsverlening.
Appellant stelt dat het college ten onrechte een te hoge loonheffingskorting heeft toegepast, waardoor hij minder bijstand heeft ontvangen dan waar hij recht op zou hebben. Het college heeft echter betoogd dat de toegepaste loonheffingskorting correct was en dat appellant per saldo geen nadeel heeft ondervonden van de toegepaste korting. De Raad heeft vastgesteld dat de belastingteruggave, die appellant in 2017 heeft ontvangen, moet worden verrekend met de bijstand en dat de lagere heffingskorting niet heeft geleid tot een nadelig effect voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft, omdat hij per saldo geen nadeel heeft geleden door de toegepaste loonheffingskorting. De uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 augustus 2018 is bevestigd en het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.