ECLI:NL:CRVB:2014:2384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Voorlopige belastingteruggave en bijzondere bijstand: correcte berekening van woonkostentoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de berekening van bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag. Appellant, die een eigen woning bezit met een hypotheek, had op 13 januari 2012 bijzondere bijstand aangevraagd. De Belastingdienst had vastgesteld dat appellant recht had op een voorlopige belastingteruggave van € 2.012,-, die in maandelijkse termijnen zou worden ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had deze voorlopige teruggave in mindering gebracht op de totale woonkostentoeslag, wat leidde tot een lagere bijstandsverlening. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de voorlopige belastingteruggave niet als inkomen moest worden aangemerkt, maar als een voorliggende voorziening die op de woonlasten in mindering moest worden gebracht.
De Raad overwoog dat de voorlopige belastingteruggave moet worden aangemerkt als inkomen over de periode waarop deze betrekking heeft. Dit betekent dat het college de teruggave terecht op de totale woonkostentoeslag in mindering heeft gebracht. De Raad verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat appellant niet kon verwachten dat de eerdere berekeningswijze in de toekomst zou worden voortgezet. Daarnaast werd het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel afgewezen, omdat de WWB een gedecentraliseerde uitvoering kent, wat betekent dat gemeenten verschillende uitvoeringsmethoden kunnen hanteren.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de Wet werk en bijstand (WWB) met betrekking tot de behandeling van voorlopige belastingteruggaven en de berekening van bijzondere bijstand.