ECLI:NL:CRVB:2020:3309

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
18/134 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid van functies voor betrokkene

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een betrokkene die zich ziek had gemeld als beveiliger. De betrokkene had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem een WGA-uitkering had toegekend, maar had vastgesteld dat hij 39,10% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had in een eerder besluit, dat door de rechtbank was bevestigd, aangegeven dat er 589 functies waren die niet geschikt waren voor de betrokkene, gezien zijn urenbeperkingen. De betrokkene stelde dat er wel degelijk functies waren die binnen zijn urenbeperkingen vielen en dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom deze functies niet geschikt waren.

De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende inzichtelijk had gemotiveerd dat de 589 niet-eindgeselecteerde functies niet geschikt waren voor de betrokkene. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende had toegelicht dat de functies, gezien de voor betrokkene geldende urenbeperkingen, niet passend waren. De Raad oordeelde dat de vermelding van 'max. 8 u/dag' in de functiebeschrijvingen betekende dat er feitelijk acht uur per dag gewerkt moest worden, wat te belastend was voor de betrokkene. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de betrokkene niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten.

Uitspraak

18.134 WIA

Datum uitspraak: 23 december 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
29 november 2017, 17/58 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam B.V.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.A. van der Steen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2020. Namens appellante is mr. Van der Steen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.C. Puister en W.G.E. Buskermolen, arbeidsdeskundige bij het Uwv

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als beveiliger voor gemiddeld 38,25 uur per week. Op 3 juni 2014 heeft hij zich ziek gemeld met lichamelijke klachten. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv bij besluit van 22 april 2016 aan betrokkene met ingang van 30 mei 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 39,10%.
1.2.
Bij besluit van 24 november 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 22 april 2016 gemaakte bezwaar, ongegrond verklaard.
2.1.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en aangevoerd dat onvoldoende inzichtelijk is gemotiveerd waarom van de 589 functies vallend onder 38 SBC-codes, die vermeld staan in de recapitulatie voorselectie en die leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, geen functies geschikt zijn voor betrokkene. Appellante heeft een rapport van registerarbeidsdeskundige J.J. Holthuijsen ingebracht waarin Holthuijsen van de 589 functies, specifiek drie functies, te weten de Teamondersteuner (SBC-code 315100, functienummer 9071.0004.024), Senior Surveillance medewerker (SBC-code 342021, functienummer 9544.0559.009) en Servicemedewerker (SBC-code 316011, functienummer 7101.0003.002), heeft genoemd die ook met een arbeidspatroon van maximaal 8 uur per dag, geschikt zouden zijn voor betrokkene. Volgens appellante zou de vermelding van
maximaal acht uur per dag,betekenen dat er ook minder dan acht uur per dag gewerkt zou kunnen worden waardoor van de 589 functies, er functies zijn die toch binnen de voor betrokkene vastgestelde urenbeperking van 6 uur per dag, gedurende 30 uur per week, vallen. Deze functies leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
2.2.
De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen dat met de (nadere) rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd is dat de 589 niet-geselecteerde functies, die zouden leiden tot een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, niet passend zijn voor betrokkene. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd toegelicht dat de vermelding bij het arbeidspatroon van het aantal per dag te werken uren, het feitelijk aantal uren per dag betreft. Dit wordt onderschreven door de toelichting in de Basisinformatie CBBS bij beoordelingspunt 6.2 (Uren per dag), waaruit volgt dat het aantal per dag te werken uren wordt weergegeven als het feitelijk aantal uren afgerond op twee decimalen. Wat betreft het door appellante gestelde over het gemiddelde aantal uren per week, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat bij de vermelding van “max. 8 uur” inderdaad niet is uit te sluiten dat er op één of meer dagen minder dan acht uur per dag wordt gewerkt. De vermelding van “max. 8 u p/dag” betekent wel dat in een werkweek (ook) dagen zijn waarop feitelijk acht uur wordt gewerkt. Dat is, gelet op de vastgestelde urenbeperking, te belastend voor betrokkene. Door een overzicht te geven van de niet-eindgeselecteerde functies, en daarnaast gemotiveerd aan te geven waarom functies als niet-eindgeselecteerd kunnen worden geregistreerd, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom functies als niet-eindgeselecteerd kunnen worden geregistreerd. Van het Uwv kan niet in redelijkheid worden verwacht dat van iedere niet-eindgeselecteerde functie, vanwege het grote aantal functies, die het CBBS automatisch registreert, onderbouwt waarom deze al dan niet passend zou zijn. Met de (nadere) rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, gelezen in samenhang met de verzekeringsgeneeskundige rapporten en de voorliggende gegevens uit het CBBS, is voldoende gemotiveerd dat de door Holthuijsen genoemde functies, niet aan betrokkene kunnen worden geduid vanwege een overschrijding op de voor betrokkene vastgestelde urenbeperking. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv de door de arbeidsdeskundigen geduide functies aan de schatting ten grondslag heeft kunnen leggen. Aangezien de arbeidskundige beoordeling eerst in beroep is hersteld, heeft de rechtbank vastgesteld dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft daarom het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat van de 589 niet-geselecteerde functies, leidend tot een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, geen enkele functie geschikt is voor betrokkene. Appellante heeft daarbij gewezen op het belang van de werkgever dat door het Uwv iedere niet-geselecteerde functie onderbouwd moet worden verworpen zodat de werkgever overtuigd is van de juistheid van het besluit. Ten onrechte heeft de rechtbank als vaststaand aangenomen dat voor betrokkene een urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week geldt omdat de verzekeringsarts uitgaat van een “gemiddelde” urenbeperking waarbij een marge van 10% in acht genomen kan worden. Dit leidt tot een urenbeperking van 6,5 uur per dag en 33 uur per week. Uit het overzicht van de 589 verworpen functies blijkt dat er functies voorkomen die een gemiddeld aantal uren per week bevatten, vallend binnen deze marge van de urenbeperking. Vanwege deze marge had ingevolge de toelichting op de Basisinformatie CBBS bij rubriek 6 Werktijden, bij beoordelingspunt 6.2, “Uren per dag” de arbeidsdeskundige met de verzekeringsarts overleg moeten plegen of deze functies alsnog passend te achten zijn voor betrokkene. Dit overleg heeft niet plaatsvonden. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat door het Uwv voldoende is gemotiveerd dat met de aanduiding van het arbeidspatroon van “max. 8 u/dag” in de niet-eindgeselecteerde functies, feitelijk acht uur per dag wordt gewerkt. Appellante heeft gewezen op de functie van medewerker winkeladministratie (SBC-code 315040) met “max 8 u/dag” en een gemiddelde werkweek van 34,21 uur per week. Niet aannemelijk is dat met een dergelijke gemiddeld aantal arbeidsuren per week er op een dag acht uur wordt gewerkt, maar dat per dag minder uur wordt gewerkt waardoor deze functie binnen de voor betrokkene geldende urenbeperking kan vallen. Ook wordt met de aanduiding van “max. 8 u/dag” afgeweken van de voorgeschreven werkwijze zoals neergelegd in de toelichting bij 6.4 van de Basisinformatie. Daarin is voorgeschreven dat de feitelijke arbeidsduur op een dag aangeduid dient te worden met twee decimalen achter de komma wat niet overeenkomt met de schrijfwijze “max. 8 u/dag.
3.2.
Het Uwv heeft met verwijzing naar de uitgebrachte rapporten door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, om bevestiging van de aangevallen uitspraak gevraagd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op de aangevoerde gronden in hoger beroep staat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ter discussie. Het geschil beperkt zich, zoals ter zitting door appellante is bevestigd, tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (onder meer de uitspraken van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343 en van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407) is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten.
4.3.
Tevens heeft de Raad in geschillen over de arbeidsongeschiktheidswetten herhaaldelijk onderkend dat een belanghebbende werkgever niet veel anders kan dan trachten aannemelijk te maken dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende is geweest of dat de door het Uwv gegeven motivering de beslissing niet kan dragen, waardoor de werkgever niet op geheel gelijke voet als een werknemer en het Uwv aan het geding kan deelnemen. De Raad heeft eveneens eerder overwogen (zie onder meer de uitspraken van 20 juli 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB2857 en van 21 november 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AF5675) dat dit de werkgever niet in een wezenlijk nadeliger positie brengt ten opzichte van de andere partijen als bedoeld in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, zodat van een schending van de artikelen 6 en 13 van het EVRM geen sprake is. Wel is het zo dat de aard van de betrokken belangen meebrengt dat het Uwv het besluit over die arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4292).
4.4.
In wat door appellante in hoger beroep naar voren is gebracht, wordt geen aanleiding gezien om anders te oordelen. Met de rechtbank wordt overwogen dat het Uwv met de arbeidskundige rapporten zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de 589 niet-eindgeselecteerde functies die zouden leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, voor betrokkene niet geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 november 2016 over de Arbeidsmogelijkhedenlijsten gemotiveerd vermeld dat daarin geen functies zijn weergegeven die geen te hoge opleidings- of ervaringseisen kennen en waarin de duurbelasting per dag en/of per week de aangegeven belastbaarheid niet te boven zou gaan en die vervolgens leiden tot een hogere verdiencapaciteit. In een rapport van 17 mei 2017 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat volgens de CBBS-instructies per functiebeschrijving wordt vastgelegd tijdens hoeveel uren er maximaal per dag gewerkt wordt. Uit het rapport van
13 september 2017 blijkt dat de arbeidsdeskundig analist desgevraagd de vermelding van het feitelijk aantal te werken uren heeft bevestigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ter zitting van de Raad toegelicht dat de arbeidskundig analist bij de werkgever het arbeidspatroon, het aantal te werken uren per dag en per week, die vermeld staan in de Arbeidsmogelijkhedenlijst bij die niet-geselecteerde functies, uitvraagt. Gelet op deze werkwijze, die in lijn is met wat is beschreven in de uitspraak van de Raad van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737, wordt geoordeeld dat geen sprake is van besluitvorming die onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar is.
4.5.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ter zitting voorts inzichtelijk gemotiveerd dat overeenkomstig de toelichting op de Basisinformatie CBBS, de vermelding van “max. 8 u/dag” bij het Arbeidspatroon, betekent dat feitelijk acht uur op een dag in de werkweek moet worden gewerkt en dat die omvang tijdens de helft of meer van het aantal werkdagen per werkweek voorkomt. Vanwege de voor betrokkene geldende urenbeperking van zes uur per dag, zijn de functies verworpen. Ook is gemotiveerd ingegaan op de grond van appellante dat nader overleg tussen de arbeidsdeskundigen en de verzekeringsarts had dienen plaats te vinden daar waar sprake is van een kleine(re) urenomvang per week. Daartoe heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep erop gewezen dat ook bij een kleine(re) urenomvang per week, uit het bij de werkgever opgevraagde arbeidspatroon van de niet-geselecteerde functies blijkt dat, in ieder geval, op één dag in de week feitelijk acht uur moet worden gewerkt. Dit brengt mee dat ondanks een kleine(re) urenomvang per week, de functie niet geschikt is vanwege een overschrijding van de urenbeperking in verband met het feitelijk aantal te werken uren per dag. Overleg tussen de arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts was daardoor niet aangewezen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voorts toegelicht dat het onvermeld blijven van decimalen bij “max. 8 u/dag”, niet betekent dat deze schrijfwijze niet in lijn is met de toelichting op de Basisinformatie CBBS zoals genoemd bij punt 6.4. “Beoordeling eisen in arbeid door de arbeidskundig analist “. Bij vol gewerkte uren wordt volstaan met de vermelding van het aantal uren. Als een gedeelte van een uur wordt gewerkt, wordt dit vermeld in decimalen zoals ook blijkt uit de niet-eindgeselecteerde functies in de Arbeidsmogelijkhedenlijst. Geoordeeld wordt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de ingezonden rapporten en de te zitting gegeven toelichting voldoende inzichtelijk en controleerbaar heeft gemotiveerd dat de 589 niet-eindgeselecteerde functies vanwege de in deze functies gevraagde omvang van de te werken uren per dag en per week gelet op de voor betrokkene geldende urenbeperking per dag en per week, ook als rekening wordt gehouden met een marge van 10%, niet geschikt zijn voor betrokkene. Dit leidt tot de conclusie dat met de door het CBBS-systeem gemaakte voorselectie niet ten onrechte functies buiten de functieduiding zijn gehouden en geen grond is het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit, voor zover aangevochten, voor onjuist te houden.
5. Uit wat in 4.1 tot en met 4.5 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) G.S.M. van Duinkerken