ECLI:NL:CRVB:2020:3140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E. Dijt
- J.T.H. Zimmerman
- M.E. Fortuin
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de maatman in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid en de vaststelling van haar maatman. Appellante, die sinds 1998 als trainee werkzaam was, viel in 2000 uit door een burn-out. Het Uwv kende haar een WAO-uitkering toe, maar stelde later vast dat haar inkomsten uit zelfstandige arbeid in 2014 en 2015 op € 0,- per maand kwamen. Appellante betwistte deze vaststelling en voerde aan dat haar fiscale winst onjuist was vastgesteld en dat zij nieuwe bekwaamheden had verworven die een maatmanwissel rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht was uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst en dat appellante niet had aangetoond dat zij door haar opleidingen en werkzaamheden nieuwe bekwaamheden had verworven die haar in staat stelden om een functie op een hoger niveau uit te oefenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en vernietigde de veroordeling van het Uwv tot vergoeding van de kosten in bezwaar, omdat er geen sprake was van herroeping van het besluit van 5 juli 2016. De uitspraak benadrukt het belang van de fiscale keuze van de verzekerde en de criteria voor maatmanwisseling.