Uitspraak
17.4325 PW
OVERWEGINGEN
25 november 2015 van de Sociale verzekeringsbank (Svb) een melding ontvangen over mogelijke fraude met een persoonsgebonden budget (pgb) van budgethouder X waarbij appellante zou zijn betrokken. De Svb heeft gemeld is dat appellante incorrect of geen zorg zou hebben geleverd aan X terwijl vanaf 1 april 2015 wel maandelijks zorg is vergoed uit het pgb. Naar aanleiding hiervan heeft de afdeling Bijzonder Onderzoek van de gemeente Den Haag (afdeling BO) een onderzoek ingesteld naar mogelijke door appellante verzwegen werkzaamheden en inkomsten. In dit kader heeft de afdeling BO bij brief van 23 mei 2016 appellante verzocht om uiterlijk 3 juni 2016, onder meer bankafschriften te verstrekken van haar ING-rekening eindigend op [nummer] (ING-rekening) over de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013. Appellante heeft op dit verzoek op 3 juni 2016 schriftelijk gereageerd. Zij deelde daarbij het volgende mee: “Hierover wil ik u mededelen dat deze afschriften niet meer in te zien zijn volgens de ING. Dit blijkt uit meerdere ING kantoorbezoeken, meerdere telefonische gesprekken met ING medewerkers van de klantenservice en het chatgesprek met een ING medewerker in bijlage A.”
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 3 oktober 2016;
- herroept de besluiten van 3 en 17 juni 2016 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 3 oktober 2016;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.150,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 262,50;
- bepaalt dat het college het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.