Uitspraak
19.1893 WW
OVERWEGINGEN
niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de primaire besluiten zijn gedateerd op 14 november 2017, wat betekent dat bij toezending van die besluiten op die dag de bezwaartermijn is aangevangen op 15 november 2017 en de termijn om bezwaar te maken eindigde op 27 december 2017. Blijkens het poststempel van 28 december 2017 is het bezwaarschrift op die dag, en dus na 27 december 2017, ter post bezorgd. Volgens de rechtbank heeft het Uwv echter niet aannemelijk gemaakt dat de besluiten van 14 november 2017 ook op die datum zijn verzonden, omdat de vermelding van deze besluiten in Elektronisch Archief/Elektronisch Dossier (EAED) blijkens de uitspraak van de Raad van 10 december 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:4170) geen bewijs is dat de besluiten op die dag daadwerkelijk zijn verzonden. Dat niet betwist wordt dat ten minste een van deze besluiten is ontvangen en betrokkene eerst in beroep stelt dat de besluiten op 5 december 2017 zijn ontvangen, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak kan worden afgeleid dat, indien geen sprake is van een deugdelijke verzendadministratie en betrokkene de ontvangst op 5 december 2017 van de desbetreffende besluiten heeft bevestigd, maar betwist dat de besluiten op 14 november 2017 zijn verzonden, de bezwaartermijn niet is aangevangen op 15 november 2017 en niet is geëindigd op 27 december 2017 (zie de uitspraak van de Raad van 13 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1584). Daarom is het bezwaar tegen de besluiten van 14 november 2017 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv is in de gelegenheid gesteld dit gebrek binnen vier weken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.