ECLI:NL:CRVB:2020:2231
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de intrekking van haar bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand aan de orde zijn. Appellante ontving vanaf 1 april 2013 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had haar een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting, omdat zij niet had gemeld dat zij structureel giften ontving van een derde partij, X. Na een melding van de politie over een contant geldbedrag dat bij appellante was aangetroffen, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellante vrijelijk kon beschikken over gelden op de bankrekening van X, wat zij niet had gemeld. Het college heeft de bijstand van appellante over een bepaalde periode ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante inderdaad de inlichtingenverplichting had geschonden en dat het college terecht de bijstand had ingetrokken. De Raad heeft de hoogte van de opgelegde boete herzien en vastgesteld op € 301,80, rekening houdend met de draagkracht van appellante. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 2.100,-.