ECLI:NL:CRVB:2018:1992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening op basis van financiële ondersteuning door (schoon)ouders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de intrekking van bijstandsverlening aan appellanten werd bevestigd. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en stelden dat zij financieel werden ondersteund door de (schoon)ouders. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat zij gebruik maakten van de bankrekening van de (schoon)ouders en dat zij financiële ondersteuning ontvingen. De Raad oordeelt dat de appellanten redelijkerwijs konden beschikken over de middelen op de bankrekening, ondanks dat deze niet op hun naam stond. De Raad bevestigt dat de ontvangen financiële ondersteuning als inkomen moet worden aangemerkt, ongeacht de vorm waarin deze wordt verstrekt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.