ECLI:NL:CRVB:2020:2168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde autotransacties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten, die sinds 15 januari 2009 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand herzien en teruggevorderd over een periode van 26 maanden, omdat appellanten geen melding hebben gemaakt van transacties met motorvoertuigen. Uit onderzoek bleek dat appellant in de periode van februari 2010 tot en met april 2017 34 kentekens op zijn naam had staan, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij autotransacties.
De Raad oordeelde dat appellanten de wettelijke inlichtingenverplichting hebben geschonden door deze transacties niet te melden. De verdediging van appellanten dat de voertuigen voor eigen gebruik waren, werd verworpen, omdat de korte duur van de tenaamstellingen en het aantal voertuigen niet aannemelijk maakten dat dit het geval was. De Raad benadrukte dat het aan appellanten was om aan te tonen dat zij recht hadden op bijstand, wat zij niet konden doen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.