3.4Voor zover al van op geld waardeerbare activiteiten moet worden gesproken, waren deze volgens eiseres qua omvang zeer beperkt en staan deze niet in verhouding tot het niet meer verstrekken en terugvorderen van de gehele bijstand over de in geding zijnde perioden. Bovendien is het niet billijk om tot intrekking van het recht op bijstand over te gaan over een periode zo ver in het verleden.
4. De rechtbank stelt vast dat aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd dat volgens verweerder sprake is van handel, omdat eiseres op verschillende plaatsen, onder andere op Marktplaats, in een aanzienlijk aantal advertenties goederen en diensten aanbood. Verweerder heeft dit ter zitting desgevraagd bevestigd. De gronden van eiseres die gaan over de vraag of zij al dan niet inkomsten uit het scheren van paarden of het verhuren van de paardentrailer heeft gehad, richten zich dan ook niet tegen overwegingen in het bestreden besluit. Al om die reden kunnen deze beroepsgronden niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
5. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de onderzoeksbevindingen voldoende aanknopingspunten voor het standpunt van verweerder dat eiseres op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht in de vorm van internethandel. Uit het onderzoek is gebleken dat over de periode van 17 mei 2007 tot en met 3 april 2019 in totaal 87.126 advertenties op Marktplaats heeft geplaatst, met een totale vraagprijs van € 728.230,15. De advertenties op Marktplaats werden aangeboden via het account van eiseres. Ook adverteerde eiseres op haar eigen facebookpagina ( [facebookpagina] ) en haar eigen website ( [website] ). Eiseres heeft niet betwist dat deze pagina en website van haar zijn.
6. De beroepsgrond dat eiseres slechts advertenties voor haar moeder op Marktplaats heeft geplaatst, slaagt niet. Eiseres heeft geen objectieve en verifieerbare gegevens overgelegd waarmee zij deze stelling heeft kunnen onderbouwen. Een verklaring van haar ouders zal in dit verband niet toereikend zijn, omdat die geen objectief en verifieerbaar bewijs vormt. Om die reden gaat de rechtbank voorbij aan het bewijsaanbod van eiseres, dat inhoudt dat haar ouders bereid zijn een verklaring af te leggen. Eiseres is er aldus niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de advertenties op haar account door iemand anders of voor iemand anders zouden zijn geplaatst. Dat de advertenties vanaf verschillende servers en met verschillende ip-adressen zijn geplaatst, is op zich onvoldoende om aan te nemen dat dit niet door eiseres via haar account is gedaan.
7. Gelet op het grote aantal advertenties en de aard van de te koop aangeboden goederen, ging het niet om incidentele verkoop van privégoederen, maar om handel waarmee eiseres geld kon verdienen. Dat eiseres erop heeft gewezen dat met betrekking tot de advertenties sprake kan zijn van dubbeltellingen, maakt dit niet anders. Dat advertenties mogelijk herhaald zijn en in verschillende rubrieken hebben gestaan, doet niet af aan de vaststelling dat geen sprake was van incidentele verkoop. Die herhaling past ook juist bij de vaststelling dat sprake was van handel.Ook de stelling dat eiseres geen inkomsten heeft genoten uit handel, maakt dit niet anders. Relevant is namelijk of iemand werkzaamheden heeft verricht waar normaliter een beloning tegenover staat of waarvoor redelijkerwijs een beloning kan worden bedongen. Gelet op het aantal en de structurele aard van de advertenties, is dat laatste hier aan de orde.
8. Aan eiseres had redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat deze handelsactiviteiten van invloed konden zijn op het recht op bijstand. Door hierover aan verweerder geen mededeling te doen, heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden.
9. Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenplicht had voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand had gehad.
10. Eiseres is daarin niet geslaagd, nu enige administratie met betrekking tot de geplaatste advertenties, de reacties daarop en de opbrengst van de verkopen ontbreekt. Van eiseres mocht verwacht worden dat zij op de één of andere manier administratie kon overleggen. Het gaat immers om informatie die zij al in een veel eerder stadium bij verweerder had moeten melden. Het risico dat een eventueel aanvullend recht op bijstand nu niet meer vastgesteld kan worden, komt voor rekening van eiseres. Omdat zij geen administratie heeft overgelegd, bestaat er geen volledig beeld van de geldstromen die hebben plaatsgevonden met de verkoop van goederen via Marktplaats, Facebook en de website van eiseres. Hierdoor kan geen goede en betrouwbare reconstructie worden gemaakt van (mogelijke) inkomsten van eiseres uit de activiteiten en kunnen die inkomsten ook niet schattenderwijs worden vastgesteld.
11. Uit wat hiervoor staat, volgt dat het recht op bijstand niet meer kon worden vastgesteld als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht door eiseres. Dit betekent dat verweerder het recht op bijstand terecht heeft ingetrokken op grond van artikel 54, derde lid van de Pw.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.