ECLI:NL:CRVB:2020:2000
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant. De Raad heeft vastgesteld dat partijen het eens zijn over de aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op aspect 1.9.3. Het Uwv heeft na een tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit hersteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant in de geselecteerde functies niet wordt overschreden. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft gesteld dat de geselecteerde functies passen binnen de belastbaarheid van appellant, zoals neergelegd in de FML van 10 juli 2018. De Raad heeft echter ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure met zestien maanden is overschreden, wat leidt tot een veroordeling van zowel het Uwv als de Staat der Nederlanden tot vergoeding van immateriële schade aan appellant. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.500,-, waarbij het Uwv en de Staat ieder voor de helft verantwoordelijk zijn. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.778,65 bedragen. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier.