In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellanten, die sinds 12 september 2005 bijstand ontvingen van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft op 28 oktober 2013 een onderzoek ingesteld naar het recht op AIO-aanvulling van appellanten, waarbij bleek dat zij onroerend goed in Turkije bezaten, wat zij niet hadden gemeld. De Svb heeft de AIO-aanvulling per 1 april 2014 geblokkeerd en later ingetrokken, met terugvordering van de ontvangen bedragen. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij geen eigenaren zijn van onroerend goed en dat de belastingaangifte niet op hen van toepassing is. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door het bezit van onroerend goed niet te melden. De Raad bevestigt dat de Svb terecht heeft aangenomen dat de waarde van het onroerend goed hoger is dan de voor appellanten geldende vermogensgrens, en dat zij vanaf 21 januari 2014 geen recht meer hadden op AIO-aanvulling. De Raad concludeert dat de terugvordering van de AIO-aanvulling gerechtvaardigd is, en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.