Uitspraak
18 398 PW, 18/1118 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 4 januari 2018 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 16 november 1997 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 8 december 2017 een eerdere beslissing had genomen. De zaak draait om niet-gemelde kasstortingen op bankrekeningen van appellanten en de aanschaf van een auto door appellant zonder melding aan het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
De Raad stelt vast dat appellanten in de maanden in geding kasstortingen hebben gedaan op hun bankrekeningen, die niet zijn gemeld bij het college. Appellant heeft verklaard dat hij soms eigen geld terugstort en soms geleend geld, maar kan niet aantonen waar de gestorte bedragen vandaan komen. Het college heeft op basis van deze kasstortingen de bijstand herzien en teruggevorderd.
Daarnaast heeft appellant in juli 2015 een auto aangeschaft voor € 3.000,- contant, zonder dit te melden. De Raad oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij niet kan aantonen waar het geld voor de auto vandaan komt. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank voor zover deze is aangevochten.
De Raad komt tot de conclusie dat de herziening en intrekking van de bijstand terecht zijn, en verklaart het beroep tegen het besluit van 4 januari 2018 ongegrond.