ECLI:NL:CRVB:2013:2149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting na aanschaf bedrijfsauto
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door de appellant. Appellanten ontvingen sinds 21 juni 2004 bijstand naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een signaal van de Dienst voor het Wegverkeer dat appellant sinds 25 oktober 2010 een bedrijfsauto op zijn naam geregistreerd had staan, heeft het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant contant € 7.500,- had betaald voor de bedrijfsauto, maar geen verifieerbare bewijsstukken kon overleggen over de herkomst van dit bedrag.
Op 15 februari 2011 heeft het dagelijks bestuur de bijstand met ingang van 7 februari 2011 ingetrokken, omdat appellanten onvoldoende openheid van zaken hadden gegeven over hun financiële situatie. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Utrecht heeft het beroep tegen het bestreden besluit op 16 december 2011 ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat hierdoor niet kon worden vastgesteld of appellanten in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Appellanten zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij recht hadden op bijstand, zelfs niet met de nadien overgelegde verklaringen van derden. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.