ECLI:NL:CRVB:2015:1540
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin haar bezwaar tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering ongegrond was verklaard. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen financieel spoedeisend belang heeft aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hoewel verzoekster in een verslechterende situatie verkeerde en een ontruiming van haar woning dreigde, was er geen aanleiding om aan te nemen dat de behandeling van de bodemprocedure niet kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster al geruime tijd bijstand ontvangt en dat het geschil voornamelijk draait om het verschil in toeslagpercentage. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang aanwezig was en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier.