Uitspraak
19.473 AW
21 december 2018, 18/53 (aangevallen uitspraak)
mr. Bloemendal verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Andela, drs. M. Boers, J.P.M. van der Vegt en M. Kuyck. Het onderzoek is ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te geven een minnelijke schikking te treffen. Na het bericht van 2 juni 2020 dat partijen er niet in waren geslaagd een minnelijke schikking te bereiken met het verzoek om uitspraak te doen, heeft de Raad het onderzoek gesloten en partijen bij brief van
8 juni 2020 bericht dat op 16 juli 2020 uitspraak zal worden gedaan.
OVERWEGINGEN
ing. J.Bij besluit van 4 februari 2016 is de op non-actiefstelling met drie weken verlengd onder inhouding van een derde deel van de bezoldiging en is het toegangs- en contactverbod verlengd. Bij de onder 1 genoemde uitspraak van 22 februari 2018 heeft de Raad de besluiten tot (verlenging van de) op non-actiefstelling en de gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging in rechte houdbaar geoordeeld en is het beroep tegen het toegangs- en contactverbod
niet-ontvankelijk verklaard.
toe-eigenen zonder toestemming van de direct leidinggevende, (b) het tijdens werktijd verrichten van onrechtmatige althans niet functiegerelateerde werkzaamheden, (c) het door a en b toebrengen van schade aan de universiteit, (d) het zonder toestemming van de direct leidinggevende een voertuig van de universiteit gebruiken voor voornoemde activiteiten, (e) het meermalen afleggen van leugenachtige verklaringen, (f) het in strijd met het contactverbod contact opnemen met collega’s en (g) het bewust in strijd met procedures, zonder toestemming van de eigenaar en onbevoegd ondertekenen van uitvoerbonnen.
In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.7. De rechtbank heeft van het eenmalige contact met een leidinggevende overwogen dat dit in strijd is met het appellant opgelegde contactverbod en dus plichtsverzuim is. Ter zitting van de Raad heeft het college dit plichtsverzuim niet langer gehandhaafd, zodat dit niet meer aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
4.8. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank gemotiveerd aanvaard dat appellant in strijd met de regels onbevoegd uitvoerbonnen heeft ondertekend. Appellant heeft de onjuistheid van dit deel van de uitspraak niet met concrete argumenten onderbouwd. Gelet op de gedingstukken sluit de Raad zich aan bij dit oordeel van de rechtbank. Het hoger beroep slaagt in zoverre niet.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 1 december 2017;
- draagt het college op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 18 maart 2016 en bepaalt dat beroep tegen deze beslissing slechts kan worden ingesteld bij de Raad;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.100,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 427,- vergoedt.
J.C.F. Talman als leden, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2020.