ECLI:NL:CRVB:2020:1200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen besluiten van het Uwv inzake ziekengeld op basis van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het geschil betreft de niet-ontvankelijkheid van bezwaren die appellant had ingediend tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de invordering van een boete en ten onrechte betaald ziekengeld op grond van de Ziektewet. Appellant had op 21 september 2016 bezwaarschriften ingediend, maar het Uwv verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk omdat appellant niet tijdig de gronden van zijn bezwaren had ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de bezwaren niet-ontvankelijk had verklaard. De kern van het geschil lag bij de vraag of appellant voldoende had aangetoond dat hij een faxbericht had verzonden met de gronden van zijn bezwaren. De Raad stelde vast dat, hoewel appellant een e-mailbericht had overgelegd waaruit bleek dat de fax was verzonden, dit niet voldoende bewijs opleverde dat het faxbericht ook daadwerkelijk door het Uwv was ontvangen. De Raad benadrukte dat het aan de verzender is om de verzending aannemelijk te maken en dat het Uwv niet verplicht is om aan te tonen dat het faxbericht niet is ontvangen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de ontvangst van het faxbericht redelijkerwijs kon worden betwijfeld, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de eisen die aan de motivering van bezwaarschriften worden gesteld en de verantwoordelijkheden van zowel de verzender als de ontvanger van faxberichten in bestuursrechtelijke procedures.