ECLI:NL:CRVB:2019:937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidsdeskundige analyse
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant. Appellant, die zich op 8 september 2014 ziek meldde vanwege huidklachten, ontving aanvankelijk ziekengeld op basis van de Ziektewet. Na een eerstejaars ZW-beoordeling in 2015, waarbij appellant belastbaar werd geacht met beperkingen, heeft het Uwv in augustus 2015 besloten dat appellant per 8 oktober 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na aanvullend onderzoek.
De rechtbank Overijssel oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en bevestigde de beslissing van het Uwv. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn klachten en beperkingen door het Uwv waren onderschat. De Raad oordeelde dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken voldoende zorgvuldig waren en dat er geen nieuwe medische feiten waren die een andere conclusie rechtvaardigden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten het recht op ziekengeld te beëindigen.
De Raad concludeerde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant, en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissingen van de rechtbank en het Uwv, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.