Uitspraak
OVERWEGINGEN
10 juli 2014 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant per
17 juli 2014 geschikt geacht voor een van de in het kader van de EZWb geselecteerde functies, namelijk de functie van perronmedewerker. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 10 juli 2014 vastgesteld dat appellant per 17 juli 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing heeft het Uwv bij besluit van
16 oktober 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 oktober 2014 ten grondslag.
ZW-uitkering wordt verleend, verlengd van één jaar naar twee jaar. De verlenging van de maximale uitkeringsduur van de ZW vond plaats naar analogie van de verlenging van de loondoorbetalingsperiode voor werknemers met een vast dienstverband. Hoewel de redenen om de loondoorbetalingsperiode te verlengen voor werknemers met een vast dienstverband (namelijk: het vergroten van het stimulerende effect op de re-integratie-inspanningen van de werkgever door de loondoorbetalingsprikkel) niet golden voor vangnetters, is de maximale ZW-periode in 2004 dus verlengd. De reden om deze periode ook voor hen te verlengen is onder meer gelegen in de omstandigheid dat het wenselijk is dat er voor beide groepen eenzelfde wachttijd voor de Wet WIA geldt.
52 weken in het voorliggende geval – betrokkene niet in staat is zijn eigen werk te verrichten. Een EZWb vindt ook alleen plaats als is vastgesteld dat betrokkene na 52 weken ongeschikt is voor zijn werk. De EZWb vindt niet plaats na de voorgeschreven wachttijd in het kader van de Wet WIA, maar na een in de ZW voorgeschreven termijn van 52 weken.
BESLISSING
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017.