ECLI:NL:CRVB:2019:898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens de rechtbank geen procesbelang was. Appellante had een aanvraag om jeugdhulp ingediend, die door het college was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde jeugdhulp niet met terugwerkende kracht kon worden toegekend, waardoor een inhoudelijke beoordeling van het beroep geen feitelijke betekenis meer had voor appellante. Appellante stelde dat een principiële uitspraak nodig was om duidelijkheid te krijgen over de rechtmatigheid van het besluit van het college, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen procesbelang opleverde.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat een inhoudelijke beoordeling niet alleen principieel van belang is, maar ook kan leiden tot een schadevergoedingsactie. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen sprake is van voldoende procesbelang. De Raad benadrukte dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante niet had aangetoond schade te hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier R.P.W. Jongbloed.