Uitspraak
18.1729 WW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.054,40.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WW-uitkering van een betrokkene die in België woont maar werkzaamheden verrichtte in Nederland. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende feitenonderzoek had gedaan om de intrekking van de uitkering te rechtvaardigen. Betrokkene had aannemelijk gemaakt dat zij op regelmatige basis pakketten in Nederland in ontvangst nam, sorteerde en bezorgde, en was daarom niet volledig werkloos geworden per 1 april 2016, zoals het Uwv stelde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het besluit van het Uwv had vernietigd en het Uwv had veroordeeld tot vergoeding van proceskosten. De Raad oordeelde dat het Uwv de last had om aan te tonen dat betrokkene niet in Nederland werkzaam was, en dat het Uwv niet had voldaan aan deze verplichting. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige feitenvaststelling bij de beoordeling van werkloosheidsuitkeringen voor grensarbeiders.