ECLI:NL:CRVB:2019:4127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenplicht door appellante in verband met hennepkwekerij en terugvordering Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante ontving sinds 9 februari 2006 een Wajong-uitkering, maar heeft haar inlichtingenplicht geschonden door geen melding te maken van een hennepkwekerij die in haar woning werd aangetroffen. De politie ontdekte op 3 maart 2015 de hennepkwekerij, wat leidde tot een onderzoek door het Uwv. Op basis van dit onderzoek heeft het Uwv de arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 0% voor de periode waarin de hennepkwekerij actief was, en heeft het een bedrag van € 8.571,04 aan onverschuldigd betaalde uitkering teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en het Uwv heeft de terugvordering gehandhaafd.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij geen inkomsten uit hennepteelt heeft verkregen. De Raad heeft geoordeeld dat appellante haar inlichtingenplicht heeft geschonden en dat het Uwv terecht is overgegaan tot herziening en terugvordering van de Wajong-uitkering. De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft bevestigd dat het Uwv de inkomsten op een redelijke wijze heeft geschat. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en dat de financiële consequenties van de terugvordering niet onaanvaardbaar zijn. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.