1.3.Bij besluit van 15 maart 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 juni 2017 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellante bij wijze van maatregel met ingang van 1 april 2017 voor de duur van een maand verlaagd met 100%. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellante niet of in onvoldoende mate heeft meegewerkt aan een onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of re‑integratie door op 21, 22 en 24 februari 2017 en tijdens de krokusvakantie (van 27 februari 2017 tot en met 13 maart 2017) niet aanwezig te zijn op de stage bij [bedrijf 2] .
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.In artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW is bepaald, voor zover hier van belang, dat de belanghebbende verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.2.Op grond van artikel 18, vierde lid, van de PW verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van onder meer de verplichting, inhoudende het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.3.Op grond van het vijfde lid van artikel 18 van de PW verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
4.1.4.De verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW is de Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015 van de gemeente Tilburg (Verordening). Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Verordening wordt bij niet nakoming van artikel 18, vierde lid, van de PW een maatregel opgelegd van 100% voor de duur van een maand.
4.1.5.Op grond van artikel 18, negende lid, van de PW ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.