4.1.Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW is de belanghebbende verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.2.1.Op grond van artikel 18, tweede lid, van de PW verlaagt het college de bijstand overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, met uitzondering van artikel 17, eerste lid, dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan.
4.2.2.Op grond van het vierde lid, aanhef en onder h, verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichting: het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.2.3.Op grond van het vijfde lid verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden. De verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, kan tevens bepalen dat het bedrag van de verlaging wordt verrekend over de maand van oplegging van de maatregel en ten hoogste de twee volgende maanden, waarbij over de eerste maand ten minste 1/3 van het bedrag van de verlaging wordt verrekend.
4.2.4.Op grond van het negende lid ziet het college af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
4.2.5.Op grond van het tiende lid stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
4.3.1.Aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW is toepassing gegeven bij de Maatregelen- en handhavingsverordening Gemeente Almere 2015, die op 1 januari 2015 in werking is getreden (Maatregelenverordening).
4.3.2.Op grond van artikel 8, vierde lid, aanhef en onder b, van de Maatregelenverordening, betreft het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op arbeidsinschakeling, een maatregel van de derde categorie, als een belanghebbende een niet geüniformeerde verplichting niet of onvoldoende nakomt.
4.3.3.Op grond van artikel 8, zevende lid, van de Maatregelenverordening is de hoogte van een maatregel bij de derde categorie 50% van de bijstandsnorm.
4.3.4.Op grond van artikel 8, achtste lid, van de Maatregelenverordening is de duur van een maatregel ongeacht het percentage één maand.
4.3.5.Op grond van artikel 9 van de Maatregelenverordening bedraagt de verlaging 100% voor de duur van één maand, als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in
artikel 18, vierde lid, van de PW niet of onvoldoende nakomt.