Uitspraak
17.8012 ZW
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 7 november 2016 ziek meldde met psychische klachten. Appellant was werkzaam als productiemedewerker en heeft na zijn ziekmelding een medisch onderzoek ondergaan. De verzekeringsarts heeft appellant per 8 februari 2017 weer geschikt geacht voor zijn werkzaamheden, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot de ZW-uitkering te beëindigen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische en fysieke klachten, waaronder diabetes type 2. Hij betoogde dat er geen adequate beoordeling heeft plaatsgevonden van zijn arbeidsongeschiktheid en dat de verzekeringsarts niet heeft aangegeven op welke gronden er een redelijke verwachting bestaat voor verbetering van zijn belastbaarheid. Het Uwv heeft in hoger beroep bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts de relevante informatie van de huisarts en psychiater heeft meegenomen in zijn beoordeling. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door het Uwv. De beëindiging van de ZW-uitkering per 8 februari 2017 is terecht, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.