Uitspraak
18.6517 AOW, 19/2911 AOW-VV
OVERWEGINGEN
AOW-pensioen vanaf het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Daarbij heeft hij gesteld dat het niet toekennen van een AOW-pensioen vanaf zijn pensioengerechtigde leeftijd ontneming van eigendom is.
7 januari 2016 en 17 februari 2017.
26 juli 2017 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat geen nieuwe feiten om omstandigheden zijn aangevoerd en dat de oorspronkelijke besluiten niet onmiskenbaar onjuist zijn.
AOW-pensioen verschoonbaar was, mede in aanmerking genomen dat verzoeker in het verleden in Nederland heeft gewerkt. De stelling dat het niet toekennen van terugwerkende kracht van meer dan één jaar een inbreuk vormt op het eigendomsrecht in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Eerste Protocol), leidt evenmin tot de conclusie dat het besluit van 17 februari 2017 onmiskenbaar onjuist is. De rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Raad van 19 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3075, waarin is geoordeeld dat de toekenning van het ouderdomspensioen met een terugwerkende kracht van een jaar niet een ongerechtvaardigde inbreuk vormt op het eigendomsrecht.
3 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:881. Verder stelt verzoeker dat het niet toekennen van een verdergaande terugwerkende kracht dan één jaar in strijd is met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Daarbij meent verzoeker dat geen sprake is van een gerechtvaardigd onderscheid tussen personen die een AOW-pensioen aanvragen vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en die dat ook ontvangen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd en personen die een AOW-pensioen aanvragen na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en het pensioen pas vanaf een latere datum ontvangen. Tot slot voert verzoeker aan dat sprake is van onderscheid naar nationale afkomst, omdat de Svb de aanvraag van mensen uit het buitenland niet bevordert.
eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
65e jaar in aanmerking kwam voor een ouderdomspensioen. Deze grief slaagt niet. Appellant had zich kunnen laten informeren over zijn mogelijke recht op een ouderdomspensioen.
BESLISSING
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.