Uitspraak
E.H. van den Ham en mr. A. Klok.
OVERWEGINGEN
19 december 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep tegen dat besluit bij uitspraak van 13 juli 2018 (ECLI:NL:RBGEL:2018:3139) ongegrond verklaard wegens gebreken in de zorgvuldigheid van de voorbereiding en motivering ervan en het college opgedragen om de gebreken te herstellen. Het college heeft het bezwaar van [A.] bij beslissing op bezwaar van 15 februari 2019 opnieuw ongegrond verklaard. Ook de nieuwe beslissing op bezwaar berust op het standpunt dat [A.] op eigen kracht en door gebruik te maken van voorliggende en/of gebruikelijke voorzieningen haar dagelijkse activiteiten kan uitvoeren en deelname aan het maatschappelijk leven kan vormgeven. [A.] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Op dat beroep is nog niet beslist.
25 oktober 2017 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat zij niet als belanghebbende bij het besluit van 5 juli 2017 kan worden aangemerkt, nu zij door dat besluit niet rechtstreeks in haar belangen wordt geraakt. Haar belangen bij dit besluit vloeien volgens het college voort uit de contractuele relatie die appellante met [A.] heeft. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5 juli 2017 betrokken.
5 juli 2017 omdat zij daardoor inkomsten misloopt. De beslissing van het college om [A.] niet in aanmerking te brengen voor de maatwerkvoorziening individuele begeleiding betekent dat zij voor de geboden ondersteuning geen vergoeding krijgt. Appellante heeft een beroep gedaan op de uitspraak van de Raad van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:669 en de conclusie van de advocaat-generaal Widdershoven van 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3474.
5 juli 2017. Dat besluit berust enkel op het standpunt dat [A.] niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, omdat zij volgens het college haar problemen in de zelfredzaamheid en participatie met eigen kracht, met gebruikelijke hulp en met voorliggende voorzieningen kan oplossen.