ECLI:NL:CRVB:2019:2783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering na heroverweging door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld na een periode van werkloosheid. Appellant, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, had eerder een WGA-uitkering ontvangen. Het Uwv had in een eerdere beoordeling vastgesteld dat appellant volledig arbeidsongeschikt was, maar in bezwaar werd de arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld en vastgesteld op 67,28%. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de heroverweging door het Uwv niet buiten de grondslag van het bezwaar was getreden. De Raad bevestigde dat de medische en arbeidskundige beoordeling niet als afzonderlijke onderdelen van het besluit kunnen worden beschouwd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt was, maar dat de wijziging van het opleidingsniveau in bezwaar onterecht was. De Raad concludeerde dat de in bezwaar geselecteerde functies niet geschikt waren voor appellant, gezien zijn opleidingsniveau en medische beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant.