In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van De Bilt tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) onvoldoende had gemotiveerd dat de werkneemster per 31 december 2015 geen uitkering meer zou ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het college, dat als eigenrisicodrager fungeert, heeft in hoger beroep de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding bestreden. Het college stelt dat de kosten van de WIA-uitkering over de periode van 23 maart 2013 tot 31 december 2015 voor zijn rekening komen, omdat het Uwv zijn wettelijke taak niet goed heeft uitgevoerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 25 juli 2019 geoordeeld dat de omstandigheden in deze zaak niet vergelijkbaar zijn met eerdere uitspraken waarin sprake was van onrechtmatig handelen van het Uwv. De Raad benadrukt dat het college als eigenrisicodrager volledig verantwoordelijk is voor de re-integratie van de werkneemster en dat het college niet eerder dan in 2015 om herbeoordeling heeft verzocht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat het college niet heeft aangetoond dat het Uwv onrechtmatig heeft gehandeld.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep.