In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die het bezwaar van appellante tegen de intrekking en terugvordering van haar ANW-uitkering niet-ontvankelijk verklaarde. De Svb stelde dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na bekendmaking van het besluit was ingediend. Appellante, woonachtig in Marokko, betwistte dit en voerde aan dat zij tijdig bezwaar had gemaakt. Tijdens de zitting bevestigde de Svb dat het besluit niet-aangetekend was verzonden en dat er geen deugdelijke verzendadministratie was. De Raad oordeelde dat de Svb niet kon aantonen dat het besluit op de gestelde datum was verzonden, waardoor de bezwaartermijn geacht werd te zijn aangevangen kort voor de gestelde ontvangst van het besluit. Gezien de omstandigheden, waaronder de postbezorging in Marokko tijdens de Covid-19 pandemie, concludeerde de Raad dat het bezwaar van appellante tijdig was ingediend. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de Svb, en droeg de Svb op om een nieuw besluit te nemen waarin het bezwaar inhoudelijk wordt beoordeeld. Tevens werd bepaald dat tegen dit nieuwe besluit slechts beroep bij de Raad kan worden ingesteld.