ECLI:NL:CRVB:2019:2260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van een geldlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die niet alle relevante informatie over haar vermogen heeft verstrekt. Appellante had bijstand aangevraagd en daarbij een saldo van € 224,75 gemeld, maar had niet gemeld dat zij ook een spaarrekening had met een saldo van € 17.281,81. Na een onderzoek door de gemeente Emmen, naar aanleiding van een vermogenssignaal van de Belastingdienst, werd vastgesteld dat appellante in de periode van 28 mei 2013 tot en met 26 juli 2013 beschikte over vermogen boven de vrij te laten grens. Het college heeft daarop de bijstand herzien en teruggevorderd. De Raad oordeelde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden en dat het college bevoegd was om de bijstand om te zetten in een lening. Echter, de Raad oordeelde ook dat de terugvordering over de periode van 27 juli 2013 tot en met 3 december 2014 niet op een deugdelijke wettelijke grondslag berustte, omdat de bijstand in die periode niet ten onrechte was ontvangen. De Raad vernietigde het besluit van het college voor zover het de terugvordering betrof en stelde het bedrag van de terugvordering vast op € 1.301,30 netto. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.