Uitspraak
16.6410 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom aan appellant, die bijstand had aangevraagd in het kader van de Participatiewet (PW). Appellant had zich op 12 december 2014 gemeld voor bijstand, maar had op 29 september 2015 een bedrag van € 12.240,30 ontvangen uit de boedelscheiding van zijn echtscheiding. Het college heeft op basis van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, van de PW besloten om de bijstand terug te vorderen, omdat appellant over middelen beschikte die hij niet had gemeld bij zijn aanvraag. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen de terugvordering ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat appellant feitelijk kan beschikken over het bedrag dat hij heeft ontvangen, ondanks zijn argument dat een deel van het bedrag bestemd is voor zijn minderjarige kinderen en dat hij daarover niet kan beschikken zonder toestemming van de kantonrechter. De Raad stelt vast dat de bankrekening op naam van appellant staat en dat hij over het geld kan beschikken, wat betekent dat het bedrag tot zijn vermogen behoort. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van appellant om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor een veroordeling tot schadevergoeding bestaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2018.