ECLI:NL:CRVB:2019:2127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens onvoldoende medewerking aan huisbezoek en onderzoek naar woonsituatie
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die sinds 1984 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het bezwaar van appellante tegen de intrekking ongegrond verklaarde. De intrekking vond plaats na een huisbezoek op 23 mei 2016, dat werd uitgevoerd door handhavers van de gemeente Apeldoorn. Dit huisbezoek was noodzakelijk vanwege vermoedens van samenwoning van appellante met een andere persoon, wat de rechtmatigheid van haar bijstandsuitkering in twijfel trok.
Tijdens het huisbezoek weigerde appellante om bepaalde documenten te tonen, waaronder een rode multomap die door de handhavers was waargenomen. De handhavers gaven aan dat het niet tonen van deze documenten leidde tot het beëindigen van het huisbezoek. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn besloot vervolgens om de bijstand van appellante in te trekken, omdat zij niet voldeed aan haar medewerkingsverplichting. Appellante voerde aan dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat zij wel degelijk had meegewerkt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er voldoende reden was voor het huisbezoek, gezien het hoge waterverbruik en de waarnemingen van de handhavers. De Raad concludeert dat appellante onvoldoende medewerking heeft verleend, wat de intrekking van haar bijstand rechtvaardigt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.