In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen de intrekking van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Het college heeft op 17 oktober 2019 besloten om de bijstandsuitkering van eisers in te trekken met ingang van 18 september 2019, omdat zij de inlichtingen- en medewerkingsplicht zouden hebben geschonden. Dit besluit volgde op meldingen dat hun kinderen waren uitgeschreven van hun adres, wat aanleiding gaf tot een huisbezoek op 18 september 2019. Tijdens dit huisbezoek weigerde eiser om de badkamer te tonen, wat leidde tot twijfels over de woon- en leefsituatie van het gezin.
Eisers hebben aangevoerd dat zij niet hebben geschonden, omdat zij medewerking hebben verleend aan het huisbezoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college op goede gronden heeft besloten tot intrekking van de bijstandsuitkering. De rechtbank stelde vast dat eisers de medewerkingsplicht hebben geschonden door niet volledig mee te werken aan het huisbezoek. De rechtbank oordeelde dat het college niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen hersteltermijn te bieden of een tweede huisbezoek af te leggen, aangezien er een redelijke grond was voor het huisbezoek vanwege de onduidelijke woon- en leefsituatie.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstandsuitkering. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 11 juni 2021, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.